Start
Terug in de tijd
De naam
Linschoten 1
Start
Linschoten 3

De geschiedenis van Linschoten

De vroege geschiedenis van Linschoten.


Rond het begin van onze jaartelling stroomde het meeste water van de Rijn in Noordwestelijke richting, ongeveer

vanaf Tiel, via de lijn Culemborg-Vianen-Montfoort-Woerden, en noordelijk uitmondend in het IJsselmeer. Het stuk tussen Montfoort en Woerden wordt door bodemonderzoeker Dr. Vink zo rond 1920  'Linschotenstroom' genoemd. De 'Linschotenstroom' bracht veel rivierklei en zandafzettingen over het veenpakket aan. Vooral bij hoge vloeden in de toenmalige Waddenzee, stuwde het water van de rivieren soms enorm op, waardoor het bezinkingsgebied zich tussen Montfoort en Linschoten over wel anderhalve kilometer breedte ter weerszijde van de oever aan de Linschotenstroom uitstrekte. Grondonderzoek heeft aangetoond, dat de kern van het huidige Linschoten aan de rand van de kleirug ligt. Linschoten is oud. Toen de Linschotenstroom door bodemdalingen in Zuid-West-Nederland steeds minder water kreeg, verlandde ze en een vruchtbaar gebied voor landbouw, veeteelt en fruitteelt lag open. Het riviertje De Linschoten

heeft historisch gezien weinig te maken met de 'Linschotenstroom'. Het is een later ontstane afwatering van de

(toen nog) hoger gelegen veengronden. Door de fraaie meander in de huidige Linschoten kreeg het dorp Linschoten

zijn ronde karakter. De oude dorpskerk (Grote of St. Janskerk geheten) is het oudst bekende gebouw, waarvan de oorspronkelijke kapel heeft behoord aan het kasteel Linschoten. Door latere grondzettingen, als gevolg van inklinking van het veenpakket door ontwatering, is de grond onder kerk en toren wellicht ongelijkmatig verzakt, waardoor de

kerk zo scheef is komen te staan.


De stichtingsdatum van Linschoten is niet bekend. Voor het eerst wordt er daadwerkelijk over Linschoten gesproken

rond het jaar 1200. Onduidelijk blijft wanneer er voor het eerst echt sprake was van het riviertje de Linschoten of het dorp Linschoten. Aannemelijk mag worden geacht dat het riviertje als eerste de naam Linschoten kreeg.
Uit persoonlijk onderzoek in de archieven van Utrecht, Gouda en Woerden kwamen de volgende feiten naar voren:


Bron:  Oorkondenboek van het Sticht Utrecht (Utrechts Archief): 


*Voor 23 augustus 1131:  Bisschop Andreas van Cuijk van het Sticht Utrecht hersteld de parochianen van Mij, in het

bezit van land gelegen tussen den grens van Kamerik en het Oude Land van Mij, hun door Giselbert ontnomen.

Bepaald dat dit land, de Tiend, den cijns en het gerecht betalen zal aan het kapittel van St Marie te Utrecht.

Ene Bertold van Lindis ondertekend het manuscript als getuige. Het oorspronkelijke manuscript is zeer beschadigd precies op de plaats van de naam van deze getuige. In de 14e eeuw wordt het manuscript vertaald en overgeschreven en verschijnt opeens de naam Bertold van Lindescot.

*18 Juni – 24 september 1172: Bisschop Godfried van Rhenen schenkt voordij over de landen van het Kapittel St Jan

te Utrecht te Balgoyen, die Hendrik van Kuik, graaf van Utrecht, zich wederechtelijk heeft toegeƫigend, doch thans vrijwillig aan de bisschop heeft afgestaan, aan proost van genoemd Kapittel. (Bij de ondertekening van dit

manuscript zijn ook enkele getuigen en ministrialen aanwezig. Drie van die ministrialen zijn de broers: Gerardus van Lindescote, Jacobus van Lindescote en Heinricus van Lindescote)

*12 april 1246: Gerard over de Vecht, Ridder, verklaard dat het kapittel van Oud Munster te Utrecht, hem 250 pond Utrechtse munt heeft betaald, die hem wegens den Tiend in Linschoten verschuldigd was. In het manuscript wordt gesproken over Linscoten. Den Tiend is een stuk land. Dit is de eerste keer dat er daadwerkelijk over het dorp

Linschoten wordt geschreven.

*6 december 1246: Gerard over de Vecht verkoopt zijn huis en hofstede te Linschoten met den Tiend.

(In het manuscript wordt gesproken over Linscoten).

*5 november 1247: Gerard over de Vecht doet afstand van de Tiend te Linschoten.

(In het manuscript wordt gesproken over Linscoten).

*27 april 1248: Gerard over de Vecht draagt alles over. (In het manuscript wordt gesproken over Linschothen).

*1226 verdrag over waterlozing (bron heemtijden jaargangen 30 en 31 streekarchief Woerden) 

*Op 21 december 1163 teisterde een storm de kust van Holland. Door de enorme kracht van de wind wordt het water in de Oude rijn bij Katwijk teruggedreven in de rivier. Maar op de Oude Rijn lozen de polders van Holland en Utrecht

hun water. Het veenwater kan niet meer afvloeien naar zee. De ontginningen lopen een voor een onder water, eerst

n Holland en dan ook in Utrecht. Het duurt lang voordat het water in de polders weer daalt. De Hollanders doen hun uiterste best om hun land weer droog te krijgen. Ze blokkeren het water in de Oude rijn op de grens van holland en Utrecht: de Zwammerdam. Zo worden de Utrechtse polders nooit droog. Bisschop Govert van Rhenen brengt de zaak

in 1165 voor het keizerlijke gerecht. De Zwammerdam moet uiteindelijk worden opgeruimd.

*De Utrechtse polders blijven echter zakken en het waterpeil stijgt: het is iedereen duidelijk dat de wateroverlast

niet meer op lokaal niveau kan worden opgelost. De bisschop van Utrecht en de graaf van Holland sluiten in 1226

een verdrag over de afwatering. De graaf laat zeven uitwaterende sluizen bouwen in de Wendeldijk aan de zuidkant

van

het Leidse meer. De Utrechters krijgen drie van die sluizen in onderhoud en mogen hun water daar lozen.

In Utrecht verandert hierdoor nogal wat. De Utrechtse belanghebbenden in deze afwatering verenigen zich in waterschappen. Het Groot-Waterschap van het land van Woerden is zo ontstaan. Het waterschap onderhoudt de

Woerder Sluis bij Spaarndam en zorgt voor het onderhoud van weteringen en rivieren om de waterstroom te

verbeteren. Het riviertje de Lange Linschoten wordt uitgediept en verbreed. De Grecht en de Enkele en Dubbele

Wiericke worden gegraven. De Meerndijk wordt aangelegd. De gerechten binnen het waterschap worden opgemeten

en alle maten worden genoteerd in een hoevenlijst.
Ook later blijft de Linschoten een rol spelen voor de waterafvoer en licht verkeer

*In een akte uit 1367 is er sprake van dat de bruggen over de Linschoten hoog en breed genoeg moeten zijn om een goede doorvaart te garanderen.


De vruchtbare kleigronden van Linschoten waren al zeer vroeg permanent bewoond. Gegevens wijzen er op, dat er ca. 900 na Chr. reeds permanente bewoning is geweest in de polder Schagen en den Engh. In de middeleeuwen vonden

de grote ontginningen plaats, waarbij de woeste veengronden in de omgeving geschikt werden gemaakt voor

landbouw. Al vroeg in de geschiedenis duiken ook de bekende namen uit Linschoten en omgeving op, zoals de

polders, Cromwijk, Polanen, IJsselveld, Rappijnen, Mastwijk, Kattenbroek, Den Engh.